Menu

Om de kans op COVID-19 te bepalen is het klinisch relevant het moment in de epidemie te kennen, maar ook de leeftijd, het geslacht, de risicofactoren, symptomen en vaccinatiestatus van de patiënt.

Tijdens het consult moet de arts alle input verwerken tot een output die klinisch relevant is: een antwoord op de vraag van de patiënt én het herkennen van belangrijke ziektebeelden. Het boek ‘Klinisch redeneren’ legt uit hoe dit proces gebeurt en hoe de arts zijn/haar klinisch denken kan verbeteren.

We ontvingen een lezersreactie van Jef Boeckx, Hugo Van Puymbroeck, Rudi Bruyninckx, Jo Dewachter, Louis Ferrant, Luc Debaene en Jef Vanden Ende (werkgroep Besliskunde) op het artikel van Planckaert G; Het warme ei dat niemand voelt, verschenen in Huisarts Nu 2005; 10:584-7. Wij publiceren ze hier samen met een antwoord van de auteur van het artikel.

De redactie van Huisarts Nu ontving een lezersreactie van dr. Jef Van den Ende (Wilrijk) op het artikel ‘HIV-tests zonder medeweten van patiënten in België’ van V. Van Casteren, D. Devroey, A. Sasse et al., verschenen in Huisarts Nu 2004; 8:457-63. Wij publiceren ze hier samen met een antwoord van de auteurs en een beschouwing van professor Herman Nys, gewoon hoogleraar Medisch Recht aan de Katholieke Universiteit Leuven.

In dit vierde en laatste artikel van de reeks Klinische logica vestigen de auteurs de aandacht op cognitieve fouten die tijdens het diagnostisch denkproces kunnen voorkomen: bij het uittekenen van een diagnostisch landschap, bij het inschatten van voorkansen of het inschatten van drempels. De auteurs formuleren een aantal praktische tips om deze fouten te leren zien en voorzien. Daarnaast zetten ze de meest essentiële punten van hun strategie nog eens op een rijtje.

In dit derde artikel van de reeks Klinische logica nemen de auteurs de overgang van diagnosestelling naar verder beleid onder de loep. Hierbij beantwoorden ze twee belangrijke vragen: (1) wanneer is de waarschijnlijkheid van een vooropgestelde diagnose op een bepaald moment voldoende hoog om zinvolle hulp aan te bieden? en (2) kan een bijkomend (para)klinisch gegeven (zoals de uitslag van een test) de beslissing om hulpaanbod op te starten, nog wijzigen? Zij reiken ons tevens handvatten aan om de beslissing tot hulpaanbod accuraat en logisch te onderbouwen.

In dit tweede artikel van de reeks Klinische logica gaan de auteurs aan de slag met één werkhypothese uit het diagnostisch landschap van de voorbeeldcasus, namelijk ‘meningitis’ (zie vorig artikel). De vraag van waaruit zij vertrekken is: hoe verhouden de bevindingen ‘koorts’, ‘hoofdpijn’, ‘niet braken’ en ‘nekstijfheid’ zich tot de werkhypothese ‘meningitis’. Ze loodsen ons mee doorheen het proces van hypotheseaftasting om ten slotte de finale nakans op meningitis te berekenen.

We staan er niet meer bij stil, maar hoe ‘denken’ artsen als ze een patiënt zien met een bepaalde klacht? Wat gebeurt er eigenlijk in hun brein? Waarom kan een diagnosestelling de mist ingaan? En hoe kan een diagnostisch landschap helpen? Dit artikel beschrijft hoe artsen vanuit een centraal aandachtspunt of niet-pluisklacht een diagnostisch landschap kunnen uitekenen en hoe ze bepaalde valkuilen uit de weg kunnen gaan.

Met veel genoegen heb ik de nieuwe aanbeveling over cystitis gelezen. Alhoewel de conclusie waarschijnlijk dezelfde zal blijven, wil ik bij de weg ernaartoe toch enige besliskundige kanttekeningen maken.

Dit laatste hoofdstuk sluit opnieuw aan bij de complexe realiteit waar huisartsen hun weg moeten vinden tussen een brede waaier van argumenten en hypothesen. Met de kennis uit de voorgaande hoofdstukken leert de lezer de verschillende stappen die nodig zijn om een diagnostisch landschap samen te stellen.